Al voor het tweede achtereenvolgende toernooi heb ik te maken met tafelleiders en organisatoren die het geblunder in de laagste groep van hun jeugdtoernooi niet aan kunnen zien en zelfs pijn aan de ogen vinden doen. Geblunder? Pijn?
Die beide toernooien heb ik blijkbaar wat anders gezien, ik neem u graag mee in de fantastische wereld van jonge kinderen, die vol enthousiasme een denksport beoefenen.
Er staat een overmacht op het bord van onze jonge speler en er zijn verschillende mogelijkheden om mat te zetten. Echter, er kan nog meer bij en er wordt gedecideerd een paard bijgehaald. Twee zetten worden gedaan naar het veld waarop het één zet is verwijderd van een prachtige mat.
Nu gaat de tegenstander nadenken, niet over de dreigende mat, wel over de zet die hij moet gaan doen. Hij weet al dat aanraken zetten is en daarom zie je hem vanuit de lucht naar zijn stukken wijzen en de mogelijkheden nagaan. Waar kan de pion heen, waar de koning, waar de toren? Een pracht gezicht, hij neemt minutenlang de tijd en denkt na over deze mogelijkheden. Wat een kanjer, zo jong en dit denkwerk in zijn hoofd doen. Uiteindelijk vindt hij een zet, die hij kan doen.
Aan de andere kant duurde het wachten lang en gaat de hand het paard voorbij, wat nu? De dame wordt opgepakt, pion geslagen en mat! Een andere mat gevonden, hoe mooi! Echter is er geen blijdschap maar complete verwarring op het gezichtje van de winnaar en zijn vinger wijst richting de klok. Er wordt uitgelegd dat de mat ook met het paard had gekund. Hij is er niet ontvankelijk voor en blijft verbijsterd naar de klok kijken. Voor het eerst in zijn schaakleven ziet hij dat de digitale vlag van zijn tegenstander valt. Heeft hij nu wel gewonnen? ‘’Je heb mat gezet’’, zegt de tafelleider. Jaha, dat weet hij wel. ‘’Je hebt gewonnen’’ zegt de tafelleider. Yes, zijn vuistje gaat de lucht in, de overwinning telt.
Na een andere partij in de laagste groep, analyseert een opa: ‘’Zij zag een mat in één over het hoofd’’. Is dat zo? Terug naar de partij. Op het moment van de mat-in-één-mogelijkheid was zij bezig met materiaal verzamelen. Op een loper na, waren alle vijandelijke waardevolle stukken van het bord en nu was de loper aan de beurt. De waarde van de stukken is bekend en de toepassing fantastisch. Pas toen de loper er ook af was, begon het kijken naar mat. Zij had het plan om de stukken te slaan en dan de mat te realiseren. Helemaal goed dus, nu zeggen dat ze iets gemist heeft, is afbreuk doen aan de prima opbouw.
De trainer weet na zo’n fantastische middag schaak kijken wat de pupil wel en niet uitvoert en waar hij in zijn schaakontwikkeling staat en dus in de training op aan kan sluiten.
Trainers zijn er voor om de ontwikkeling te ondersteunen en te begeleiden. De invloed op die ontwikkeling is inhoudelijk beperkter dan het soms lijkt. Zullen de kinderen uit bovenstaande voorbeelden de volgende toernooien beter schaken? Ja, zolang ze maar enthousiast blijven.
Een kind blijft enthousiast door complimenten. Het volgende voorbeeld komt uit een training aan een zesjarige. Hij wint zijn wekelijkse partij aan het einde van de training en is blij. Een toeschouwer vertelt hem vervolgens dat hij veel eerder in de partij mat had kunnen zetten, direct betrekt het gezichtje en zie je het kind denken: ik heb het dus toch niet goed gedaan. Dag enthousiasme, dag zelfvertrouwen en als het maar vaak genoeg gebeurt, dag liefde voor het schaakspel.
Dankzij het jonge brein in combinatie met plezier zal het kind in elke partij leren en juist heel veel van de partijen waarin hij bijvoorbeeld stukken weggeeft, want blunders bestaan niet in kinderschaak!
Zet je kinderogen open en zie kinderen die vol passie schaken en de toekomst zijn voor de sport. Koester ze, geniet van ze, complimenteer ze!
Over enkele jaren zullen deze schakertjes hun criticasters opnieuw pijnigen door hen van het bord vegen!