Deze partij eindigde in remise. Nadat de witte aanval stokte kwam zwart zelfs gewonnen te staan, volgens het verslag op de site van het NK. “Maar wat wil je”, zei Sokolov na afloop. “Ik kon een remise forceren, maar wat heb ik aan remise? En op een bepaald moment zat er een geforceerde winst voor me in de stelling, maar die miste ik”.
Volgens mij had wit in deze stelling inderdaad de winst voor het grijpen. Zien jullie het ook?
Met 30. Kf1! kan wit de twee zwarte dreigingen–het slaan van de toren en de aftrekaanval van het paard–tegelijk pareren. Nu staat het zwarte paard ineens hinderlijk gepend, zwart dreigt een stuk te verliezen zonder compensatie, met aanhoudende aanval voor wit zelfs.
Zwart kan nog een zet proberen: 30…Td2! Nu bedreigt hij de loper op c2, maar, belangrijker nog, hij dreigt 31…Txf2+! gevolgd een aftrekschaak met het paard, waarna de dame op h5 valt. Kan wit opnieuw beide dreigingen het hoofd bieden? Dat kan zelfs op meerdere manieren. Een daarvan is 31. Dg6! Wit dekt de loper, onttrekt de dame aan de aftrekaanval, en pent opnieuw het paard, nu vanwege mat op g7. De witte stukken werken prachtig samen. Zwart doet dan het beste 31…Txc2 32. Dxc2, Ph7; maar wit staat een kwaliteit tegen een pion voor met behoud van aanval, een kolfje naar Sokolov zijn hand. Zelf zou ik daarna kiezen voor 33. Dg6, Dc7 34. Ld6, Df7 (34…Dd7 35. Dxh6, Pg5 36. Dg6, Pe4 37. Txe4, Lxe4 38. Dxf6 met voordeel) 35. Dxh6, Pg5 36. Txg5, fxg5 37. Dxg5 en wit heeft een pluspion en een gevaarlijke aanval. Maar misschien nog beter dan 31. Dg6 is 31. Lg6: wit ontrekt de loper aan de aanval, dekt de dame, en valt terloops nog de toren op e8 aan, hier is helemaal niets zinnigs meer te verzinnen voor zwart. De partij gaat als een nachtkaars uit, allemaal door het kleine zetje Kf1, waarmee wit aantoont dat de zwarte verdediging met 28…Pf7-g5 en 29…Dc7-a5 in feite een wanhoopsaanval was.